Door Laura den Boon Het is weer de tijd van het jaar. De eerste boodschappen voor dat heerlijke kerstdiner zijn al gedaan, kerstbomen gaan volop over de toonbank en er branden opvallend veel lichtjes in en op huizen. Ook het Camphusianum kan natuurlijk niet achterblijven en heeft de nodige kerstboompjes verspreid door de school staan, onder toeziend oog van de kerstig versierde Dirck Camphuysen. Maar niet alleen de aankleedcommissie heeft haar best gedaan om de school in kerststemming te brengen, ook de GGC en GDC zijn weer hard aan de slag gegaan. Volgende week donderdag staat dan ook in het teken van kerst. ’s Avonds is het kerstgala, ’s middags de kerstkermis. Hieronder een aantal activiteiten tijdens deze kerstkermis, die erop gericht is zoveel mogelijk geld op te halen voor Edukans. Dancebattle tegen meneer Van de Laar Dat meneer Van de Laar goed bakt, altijd al zijn kleren matcht en als een van de weinige uit zijn losse hand een mooie sinuslijn kan tekenen, wisten we al. Maar dat ‘ie ook kan dansen? Sinds een aantal jaar is hij tijdens de kerstkermis steevast te vinden in een lokaal, waar hij het graag al dansend opneemt tegen leerlingen. In natuurkunde is hij niet te verslaan, misschien in dansen wel? Orakel De sectie klassieke talen kan je alles vertellen over dat ene mythologische verhaal, de opbouw van die zeven regels lange zin en de geschiedenis van de Grieken en Romeinen. Hoe jouw levensverhaal later in de geschiedenisboeken zal staan, kunnen ze je blijkbaar ook vertellen. Moppentappen met meneer Van Diggelen Eigenlijk zegt bovenstaande zin al genoeg; het is lachen, gieren, brullen met meneer Van Diggelen. Geen grap. Beautysalon De biologiesectie is goed vertegenwoordigd op de kerstkermis. Het vrouwelijke deel van de sectie neemt je dan ook graag onder handen. Dat nieuwe kapsel voor tijdens het kerstgala, die prachtig gelakte nagels? De biologiedocentes weten er wel raad mee. Naast deze en nog veel meer activiteiten, kan het nodige eten natuurlijk ook niet ontbreken. Tosti’s, erwtensoep, hotdogs, frituursels; het is er allemaal! En dat voor maar een paar euro’s, die nog eens naar het goede doel gaan ook. Het is die leuke tijd van het jaar. Door Vera van Wijk
De jongere generatie krijgt over het algemeen een hoop kritiek van de oudere generatie over zich heen. Hoewel dit waarschijnlijk voelt als een uniek fenomeen, zie je dit in werkelijkheid in alle tijden van de geschiedenis gebeuren en ik kan je dan ook alvast verklappen dat wij over een jaar of vijftig à zestig hoogstwaarschijnlijk ook een heerlijk potje zitten te zeiken op die jongeren van tegenwoordig. Normaliter sta ik in de startblokken om mezelf en leeftijdsgenoten te verdedigen tegen naar mijn mening onterecht commentaar, maar ik moet toegeven dat ik me soms zelf ook erger aan mijn generatie. Als ik zo om me heen kijk vraag ik me eerlijk gezegd wel eens af waar de ondernemingslust en motivatie van iedereen gebleven is. De school lijkt vol te zitten met mensen die overvallen zijn door onverschilligheid en passiviteit. We zijn allemaal erg mondig en weten goed ons mannetje te staan in discussies. Erg raar is dat ook niet; ouders van nu voedden hun kinderen op met een onbewust sterke focus op individualisme en de wil van het kind. Ieder kind krijgt een op hem of haar persoonlijk aangepaste behandeling en het mag al op vroege leeftijd zelf keuzes maken (Wat wil je eten? Welk spelletje wil je doen?). Ook in de maatschappij is deze trend terug te zien en dat heeft dus tot gevolg dat we zelfverzekerd zijn over onze eigen mening en deze graag met anderen delen. Nu is hier in eerste instantie natuurlijk niets mis mee, maar ik denk dat we af en toe wel wat meer na moeten denken over wat onze mening toevoegt. Dan heb ik het nog niet eens uitsluitend over beledigende opmerkingen, maar ook kritiek in het algemeen. Wat heeft het immers voor zin om iets volledig af te zeiken als je er vervolgens niets mee wil doen? Dus de volgende keer dat je weer eens een tirade op een of ander groots probleem hebt afgerond, stop dan niet, maar zet ook de volgende stap. In plaats van alleen te kijken naar wat er fout is, richt je aandacht eens op wat er beter kan en probeer hier een oplossing voor te vinden. Ik denk echter dat deze passiviteit tegenover het uitvoeren van plannen ook deels komt door een zekere onverschilligheid. Zoals ik net al zei, hebben we over van alles en nog wat een mening, maar toch lijkt zeer weinig ons écht te boeien. Er is weinig bereidheid om eens iets extra’s te doen of ergens betrokken bij te zijn. Zelfs op school is dit al zichtbaar: leerlingencommissies sterven uit door gebrek aan animo bij de jongere jaren en ook evenementen zoals On Stage hebben moeite met het vinden van genoeg geïnteresseerden. Dit is jammer, aangezien dit soort ‘extra’ activiteiten school en het dagelijkse leven juist leuk en interessant maken. Hoewel het af en toe prima is om een avondje series te kijken, haal je uiteindelijk meer voldoening uit iets waar je ook meer moeite voor moet doen. Dit onderscheid in voldoening en plezier wordt ook wel eens ‘high-density fun’ en ‘low-density fun’ genoemd. Low-density fun zijn de vrij hersenloze activiteiten waar we een hoop tijd aan besteden, zoals het gebruiken van social media en apps zoals Netflix. Deze activiteiten kun je met een passieve houding ondergaan; het komt allemaal wel over je heen, maar echt iets opslaan of nadenken is niet nodig. Uit deze low-density fun haal je een stuk minder voldoening en plezier dan uit high-density fun, dat bestaat uit activiteiten met een doel waar je meer moeite voor moet doen. Door een duidelijk doel na te streven en hier voor langere tijd aan te werken, ben je bewuster bezig en heb je aan het eind een veel groter gevoel van tevredenheid dan wanneer je ontdekt dat je al twee uur YouTube-filmpjes aan het kijken bent. Daarnaast zijn high-density fun bezigheden ook een stuk leerzamer; door eens aan een groter project te beginnen, leer je door vallen en opstaan steeds weer nieuwe dingen en zo kom je automatisch – hoe afgezaagd het ook klinkt – uit op zelfontwikkeling en -ontplooiing. Dus bedenk de volgende keer dat je door uitstelgedrag een nieuwe serie begint eens of je niet iets anders zou kunnen doen: geef je slaapkamer een make-over, bedenk een goed trainingsschema voor je sportteam zodat jullie dit jaar wél kampioen kunnen worden, of zoek een manier om de scootmobiel van je opa of oma te verbouwen zodat ze met 50 kilometer per uur door de straten kunnen racen. Ondanks deze onverschilligheid en passiviteit om iets moeilijkers of groters te ondernemen, is er niet alleen maar slecht nieuws. Gelukkig lijken steeds meer jongeren door te hebben dat hard werken leuk kan zijn en stappen er steeds meer uit deze passieve houding. Zo is het aantal ondernemende jongeren in de afgelopen vijf jaar met 38% toegenomen en maken ook politieke jongerenorganisaties een groei door. Ik hoop dus dat deze trend zich doorzet en we ons meer gaan inzetten. Want hoewel ouderen dus meestal maar onzin rondbazuinen over de jeugd van tegenwoordig, denk ik dat we stiekem best wat van ze zouden kunnen leren. Naam: Wilfred de Bruijn Geboren: 1974 Op school: 1986-1992 Beroep: Kunsthistoricus Woonplaats: Parijs “Profiteer nu van de mensen om je heen die je zo veel goeds en leuks kunnen vertellen!” Door Laura den Boon Wanneer de vraag “Wat wil je later worden?“ aan jonge kinderen wordt gesteld, weten velen niet hoe snel ze moeten antwoorden. Vaak willen ze dokter, brandweerman, juf of topsporter worden. Ook mama (of papa) wordt vaak genoemd. Na een aantal jaar is van deze vastberadenheid echter weinig meer over. Wanneer leerlingen in de derde klas hun pakket moeten kiezen, leidt dit vaak al tot keuzestress en veel zesdeklassers weten pas kort voor 1 mei (de uiterlijke inschrijfdatum voor opleidingen zonder numerus fixus) welke studie ze gaan doen. En soms zelfs dan nog niet. Ook alumni van onze school hebben met deze keuzes te maken gehad. Maar wat doen de oud-leerlingen nu? Hoe ziet hun leven eruit en wat voor een rol heeft het Camphusianum hierin gespeeld? Voor dit tweede interview belde ik met Wilfred de Bruijn, kunsthistoricus. Sinds een aantal jaren woont Wilfred de Bruijn in Parijs, waar hij werkzaam is als bibliothecaris. In 2013 kwam hij in het nieuws toen hij ’s nachts na afloop van een feestje hand in hand liep met zijn vriend en in elkaar geslagen werd door homohaters. Hij plaatste een foto van zijn gehavende gezicht op internet en onder andere een gesprek met de Franse minister van Binnenlandse Zaken en een bezoek aan De Wereld Draait Door volgden. Hij werd het gezicht van demonstraties tegen homohaat. De in Bleskensgraaf geboren De Bruijn had dit nooit kunnen voorzien. Toen hij twaalf was, begon hij aan zijn schoolcarrière op het Camphusianum. Na ruim twee jaar op school verhuisden zijn ouders naar Hellevoetsluis, een stadje ten zuidwesten van Rotterdam. Hij verhuisde mee, maar bleef wel naar het Camphusianum gaan. Twee uur heen en twee uur terug met de trein en metro waren het resultaat. “Hoewel ik natuurlijk een school dichterbij had kunnen kiezen, wilde ik graag op een regionaal gymnasium blijven. Het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam was een optie, maar als ik daarheen zou reizen, kon ik net zo goed de trein via Dordrecht naar Gorinchem nemen. Bovendien had ik het naar m’n zin op het Camphusianum; daar waren mijn vrienden. Sommigen van hen zie ik nu nog steeds als ik in Nederland ben.” In de vierde koos hij zijn vakken (profielen waren er toen nog niet): Nederlands, Engels, Frans, Latijn, economie, natuurkunde, wiskunde A én wiskunde B. “Hoewel ik ook andere vakken (zoals geschiedenis) leuk vond, koos ik alleen deze acht vakken. Het was wel mogelijk om meer vakken te kiezen, maar dan moest je wel heel goed zijn. Ik was daar een beetje te lui voor. Wel las ik veel; tijdens de vier uur reistijd per dag had ik daar genoeg tijd voor.” Na zijn middelbare schooltijd begon De Bruijn aan een studie bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit, maar de studie interesseerde hem toch niet zo erg. De Romereis en vooral de voorbereidingen aan deze reis indachtig, besloot hij kunstgeschiedenis te gaan studeren. Hij eindigde zijn studie hoe hij eraan was begonnen: hij specialiseerde zich in Romeinse architectuur. In 2003 kreeg hij een baan aangeboden bij de Franse kunstbibliotheek van Fondation Custodia, wat hem deed besluiten naar Parijs te verhuizen. Met Parijs had hij al eerder goede ervaringen gehad; in de meivakantie voor de examens was hij samen met zijn eindexamenklas Frans (17 leerlingen), leraar Nederlands, leraar gym en lerares Frans, mevrouw Koster, naar Parijs gegaan. Op de afbeelding zoeken ze de weg in Parijs, mevrouw Koster wijst in de camera. “Mevrouw Koster was een enorm populaire lerares. Ze kon geweldig vertellen over Frankrijk en de Franse literatuur. Deze reis hebben we helemaal zelf georganiseerd in onze vrije tijd, hoewel het wel ‘onder de vlag van school was’. Doordat we het zelf organiseerden, konden we het programma helemaal zelf samenstellen. Toen al vond ik Parijs prachtig. De metro’s bijvoorbeeld vond ik magisch; die zoete, weeïge geur. Het was een geweldige reis!” Minder prettig, om het zacht uit te drukken, was natuurlijk het feit dat hij in 2013 op straat werd mishandeld. “Het was niet alleen fysiek pijnlijk, maar het heeft ook mijn kijk op de wereld veranderd. Op sommige plekken wil ik niet meer zichtbaar zijn. Toch heeft het ook een positieve invloed op mijn leven gehad. Zo ben ik erachter gekomen dat ik het erg leuk vind om op tv en de radio te praten.” Daarnaast heeft De Bruijn een aantal documentaires op zijn naam staan en is in september zijn boek “Op zoek naar mijn Frankrijk: Een persoonlijk portret van een prachtig land vol tegenstellingen” uitgekomen. Hierin beschrijft hij de gewoontes en gebruiken in Frankrijk, zijn ervaringen met en liefde voor het land. Tegen homo’s en lesbiennes op school wil hij zeggen: “In mijn tijd was gay of lesbisch zijn onbespreekbaar. Dat is hopelijk veranderd, maar het is vast nog altijd niet makkelijk. Ik zou jullie dan ook mee willen geven: het wordt straks leuker, vrijer, als je student bent. Hang in there, hou vol. Het komt goed!” De Bruijn is blij dat hij op het Camphusianum heeft gezeten. “Het gymnasium was erg belangrijk voor mij; ik werd er omringd door leraren die heel interessant over hun vak konden vertellen en door anderen die graag iets wilden weten. Dit had ongetwijfeld ook op andere scholen in Nederland gekund, maar bijvoorbeeld in Frankrijk niet. Daar zitten leerlingen van verschillende niveaus erg lang bij elkaar. Aan de ene kant kunnen leerlingen daardoor veel van elkaar leren, maar op een gymnasium is er wel een heel positief klimaat om dingen te weten te komen en te ontdekken. Ik zou leerlingen dan ook willen aanraden nu te profiteren van de mensen om je heen die zoveel goeds en leuks kunnen vertellen. Maar vooral: doe wat je hart je ingeeft.” |
Archieven
Juni 2018
Categorieën |